dinsdag 22 november 2011

Matte! ( judoterm, een tijdelijke onderbreking van de wedstrijd.)


“ Mam, ik heb buikpijn,” klaagt mijn zoontje. Zijn gezicht ziet zo wit als zijn judopak.
Ik ken het verschijnsel. Zo gaat het iedere keer.

Voordat we de dojo binnenlopen fluistert hij: “ Mam, je gaat toch niet weer zo hard roepen als de vorige keer?”
“ Ik? Natuurlijk niet,” zeg ik verbaasd. Ik neem me voor me in te houden dit keer.  

Ik zoek een plek op de tribune.
Tegenover me zitten zes zenuwachtige achtjarigen met gele band.
Ik screen ze één voor één.
Het wordt moeilijk, maar niet onmogelijk.
Ik zoek oogcontact met mijn zoon en maak een stevige vuist: “Zet hem op!”

De eerste pot wint hij met gemak.
“ Goed zo!” jubel ik enthousiast.

De tweede tegenstander is feller. Mijn zoontje verliest.
Teleurgesteld loopt hij naar zijn bank terug.
Weer zoek ik oogcontact en maak nu twee krachtige vuisten: “ Laat je niet kennen!”

In de derde en vierde wedstrijd laat hij zien wat hij waard is. Hij duwt, trekt en vecht.
Het publiek begint te joelen.
Ik kan me niet langer beheersen en ga er volledig in mee.
“ Hou hem vast! Hou vol!” gil ik.
Eindelijk klinkt het eindsignaal.

Maar dan.
De laatste partij volgt.
Ik zit nagelbijtend op het puntje van mijn stoel.

De tegenstander is zeker een kop groter. Mijn zoontje gaat onzeker tegenover hem op de mat staan.
“Kom op je kan hem hebben!” schreeuw ik vanaf de tribune. Mijn stem galmt door de zaal.
We hebben oogcontact, even maar.
Dan loopt hij vastberaden naar de scheidsrechter en fluistert hem iets in het oor.
De scheidsrechter roept hard: “Matte!” en maakt een bruusk gebaar.

Het publiek wordt muisstil, wat is er aan de hand?
Waarom wordt de pot nu stil gelegd?
Met driftige passen komt de scheidsrechter voor de toeschouwers staan.
“Wil de moeder van Lucas stoppen met schreeuwen. Hij zegt dat hij er last van heeft!” zegt hij streng.

Om mee heen klinkt zacht gegniffel.
Ik kan wel door de grond zakken!
Was ik niet vooraf gewaarschuwd?

Opvoedkundige programma’s laten ons zien dat kinderen, wanneer de emoties te hoog oplopen, baat kunnen hebben bij een time- out.
Over moeders wordt vaak niet gerept.
Toch weet ik dat een adempauze voor ons soms ook lang niet gek is.
Matte! lijkt dan een prima oplossing!








De vis is dood en ons konijn is ook weggelopen.

“Mama, de vis doet raar,” schreeuwt mijn dochter. Ik werp een vluchtige blik in het niet al te frisse aquarium. De vis dobbert in rugcrawl door het water.
Als ik hard tegen het glas tik, beweegt hij zielig met zijn vinnetje. Ik inventariseer: geen redden meer aan.
De volgende dag vis ik ons dode huisdier met pollepel uit het aquarium om hem vervolgens door het toilet te spoelen. Ieks!

Als mijn dochter een uur later uit school komt, is ze ontroostbaar. “Mijn vis is dooood,” brult ze. Minutenlang ligt ze te snikken op de bank.

Nog geen twee dagen later fluistert mijn man in mijn oor dat hij Siepe dood in het hok heeft aangetroffen.
Zodra de kinderen op bed liggen staan wij, met schop en tuinhandschoenen, in de achtertuin.
De grond is zo bevroren dat we onmogelijk een gat kunnen graven. Er zit niks anders op; we rollen het konijn in een oude krant en begeleiden hem in het donker naar zijn laatste rustplaats, de groene bak.

De kinderen lopen en fietsen de dag erop wel tien keer langs het konijnenhok, maar hebben niks in de gaten.
Het zit me niet lekker.
Toch kan ik het op één of andere manier niet over mijn hart verkrijgen hen te vertellen wat er met ons lieve konijn is gebeurd.
“ We kunnen natuurlijk ook net doen alsof hij is weggelopen,”oppert mijn man.
Dit is zijn beste idee aller tijden!

Diezelfde middag, als de kinderen uit school komen, toon ik met gespeelde verbazing het openstaande deurtje en help ik zoeken naar het ontsnapte konijn;
 “Siepe, Siepe waar ben je!”
Ik rammel wild met het voerbakje.

Mijn dochters onderlip begint te trillen als blijkt dat we het Siepe niet kunnen vinden. Mijn zoon kijkt me wanhopig aan.
“Ach,  hij heeft vast een ander warm huis gevonden,”stel ik hen snel gerust.

Aan het einde van de week spelen de kinderen in de sneeuw in onze achtertuin.
“ Waar is jullie konijn gebleven?”vraagt het buurjongetje van acht.
Hij zit gehurkt bij het lege hok.
“Ons konijn..” tettert mijn zoontje. “.. is zó door een vos uit zijn hok gesleurd, meegnomen en opgegeten. Kijk je kan de sporen nog zien!”
Hij wijst naar kleine gaatjes in de sneeuw.

Het buurjongetje kijkt geschrokken mijn kant op. Even kom ik in de verleiding om te vertellen dat ons konijn gewoon veilig in de groene bak ligt, maar ik hou me in.
Grappig dat,  terwijl ik alles uit de kast haal om het kinderleed te verzachten, mijn zoon zonder blikken of blozen een luguber verhaal verzint over de verdwijning van ons konijn.
Zou dat zijn manier van verwerken zijn?